Toegankelijkheid

Grollerholt (3) 

Aankoop door de provincie en plaatsing monument

Naarmate de negentiende eeuw vorderde, zocht de sociale elite steeds naar mogelijkheden de regionale identiteit te versterken. Monumenten werden opgericht om historische figuren te herdenken en het organiseren van nationale feestdagen moest de eenheid onder de bevol­king vergroten. Gezocht werd naar bindmiddelen om desintegratie en revolutie te voor­komen. Het oog viel daarbij ook op het Grollerholt. B. te G., vermoedelijk de podagrist Harm Boom, herinnerde er via de Nieuwe Drentsche Volksalmanak (1868) aan dat het op 31 october 1867 driehonderd en vijftigjaar was geleden dat Luther door zijn beroemde stellingen de roomse kerk verliet om als handhaver van het evangelie de grondslag te leg­gen voor een hervorming. Deze heugelijke gebeurtenis, die volgens de schrijver ook voor de Olde Landschap zoveel heil en zegen had gebracht, voerde hem meermaals in gedachten naar het vanouds bekende Grollerholt. De hervorming was in 1602 in het Grollerholt met een eed bevestigd en het zou hem aangenaam zijn wanneer daar een klein gedenkteken kon worden opgericht. Deels om de Plaats van de statenvergadering in 'zegenend aandenken' te bewaren, maar ook om dankbaar te gedenken 'ook hier hebt Gij Uw Rijk gesticht'. Wie dit monument, dat natuurlijk niet te duur mocht zijn, zou moeten oprichten werd in het midden gelaten.

De aankoop

Pas in 1877 deed zich voor de provincie de gelegenheid voor het laatste, gehavende restant van het Grollerholt te kopen. De inmiddels door Gedepu­teerde Staten gekoesterde wens er een herdenkingsteken te plaatsen zou daarmee in vervulling kunnen gaan. Meteen kwam het gesprek over een monument op gang, maar de uitkomst was dat het verstandiger zou zijn eerst de aankoop van het bos af te wachten. Om de plek waar vroeger de landsdagen werden gehouden als gedenkteken van de geschiedenis in stand te kunnen houden namen de Gedeputeerden op 8 maart het besluit tot aankoop over te gaan. Dit gebeurde vooral op gezag van de beschermheer van de hunebedden, het kamerlid L. Oldenhuis Gratama. Hij stond in Den Haag niet alleen op de bres van de Drentse belangen, maar hield ook het thuisfront in Assen goed in de gaten. Het originele briefje met aantekeningen van zijn vader Sibrand Gratama en van hemzelf over hun in het verleden aan het Grollerholt gebrachte bezoek, waarin niet getwijfeld werd over de juiste plaats, maakte deel uit van de stukken. Notaris J. van Lier kreeg opdracht de percelen C no. 575 ten oosten en E no. 706 ten westen van de weg naar Coevorden op de openbare verkoop aan te kopen voor ten hoogste f 850,-. De provincie werd zo na wat loven en bieden voor f 802,50 eigenaar van 1,76 ha geruïneerd bos. Verkopers waren: Lambertha Gerharda Vos, echtgenote van Hendericus Lunsingh Meijer, predikant te Assen; Lambertus Vos, advocaat te Assen; Roelof Vos, wijnhandelaar te Assen; G.L.W. Vos, gemeentesecretaris te Assen en C. Vos, landmeter in Oranje Vrijstaat. Verder Rolina Homan, weduwe Eitje Jacob Borgesius en als gemachtigde van Henderika Borgesius, echtgenote van Joh. Tonckens en namens haar kinderen uit eerste en tweede huwelijk. Als voorwaarde gold dat het hout voor 1 augustus gekapt moest zijn. Bij de toeslag liet men deze clausule, kennelijk om de provincie te gerieven, vervallen.

grollerholt-rhg-011

Gedeputeerde mr. H. Pelinck kreeg het be­heer over het Crollerholt. (foto uit de privécollectie)

 

 

De Provinciale Drentsche en Asser Courant (vervolgens de Drentse krant) deelde meteen de volgende dag mee dat ze zeer verheugd was dat een zo gedenk­waardige plek als monument van de geschiedenis bewaard zou blijven.

Zonder morren hechtten Provinciale Staten III hun zomervergadering op 4 juli er achteraf hun goedkeu­ring aan. Op 6 september waren de Gedeputeerden en de griffier ter plaat­se om het terrein in ogenschouw te nemen. Gedeputeerde mr. H. Pelinck kreeg het beheer over het Grollerholt onder zijn hoede zoals hij dat ook had van de Ballerkuil. Hij was tegen de aankoop van het Grollerholt geweest, omdat het een slechts met struikgewas bezette plaats was die wel erg weinig op een woud leek. Bovendien had­den enige Grollenaren hem verteld dat de juiste plaats aan de overkant van de weg lag waardoor hij in onze­kerheid verkeerde. Doch het college van Gedeputeerde Staten was voor de aankoop geweest en omdat gedepu­teerde S. Hellinga Tonckens tot wiens werkkring de zorg voor de Drentse oudheden behoorde weinig zin had zich met het Grollerholt te bemoeien, had Pelinck zich aangediend. Hoewel aanvankelijk tegen, begon hij er nu wel enig belang in te stellen. Deze interes­se zal voortgekomen zijn uit zijn grote belangstelling voor landontginning en bosverbetering. Hellinga Tonckens had het moeilijk gevonden er van te maken wat Oldenhuis Gratama beoog­de en had hem nog gewaarschuwd: 'bedenk wat je doet, er is niets van te maken'. Pelinck ging de uitdaging toch aan. Volgens hem zou de vreemdeling hier op bezoek de historische plek wil­len zien. Maar in de tegenwoordige toestand, zo moest hij het statenlid Van der Feltz toegeven, zou de bezoe­ker tot de conclusie kunnen komen dat Ridderschap en Eigenerfden van Drenthe vroeger als ware reptielen in de varens rondkropen!

Het monument, een moeilijke keuze.

Vanuit zijn pied-à-terre in Den Haag bleef Oldenhuis Gratama zich met de gang van zaken bemoeien. Brieven van hem en van Victor de Stuèrs, die bekend zou worden als de grote pleit­bezorger van de monumtenzorg in ons land, kwamen binnen. De brieven met ingesloten voorbeelden voor monu­menten van de hand van de beroemde architect PJ.H. Cuypers werden ech­ter door Gedeputeerde Staten voor­eerst niet in behandeling genomen. Oldenhuis Gratama was er voorstan­der van in het bos een kruis pad aan te leggen met in het midden een gedenk­teken van natuursteen dan wel blauwe zandsteen. Hij kwam op dit idee naar aanleiding van een monument dat op last van de Staten van Holland was opge­richt op het zogenaamde 'huldtoneel' in Kennemmerland, waar vroeger de graven van Kennemerland in de open­lucht werden gehuldigd. Oldenhuis Gratama stelde een anderhalve meter hoog herinneringsteken voor in een­voudige deftige stijl.

In juli 1879 kwam er weer een brief van hem binnen waarin hij meedeelde dat in Ost Friesland de zogenaamde Upstalsboom door de overheid tot herinneringsmonument was ingericht. De Upstalsboom was de vroegmiddel­eeuwse 'Thingstätte' (Dingplaats) van de Zeven Zeelanden bij Rahe zuidwes­telijk van Aurich. Oorspronkelijk was het een grafheuvel die het symbool werd van de Friese vrijheid en onaf­hankelijkheid. In 1833 was er een ste­nen piramide geplaatst om de Oost Friezen te herdenken die in 1760 geval­len waren in de slag bij Liegnitz en in 1815 bij Waterloo. Oldenhuis Gratama vroeg via zijn zoon, die de gymnasium­leraar dr. A. Pannenborg te Aurich goed kende, om een beschrijving te geven van die historische plek. Uit diens antwoord bleek wat er gedaan was om de oude heuvel te herstellen. Er waren bomen geplant en midden op de tumulus stond sinds dertig jaar een eenvoudige piramide ter herin­nering aan de in de vrijheidsoorlogen gevallen Oost-Friezen. De nu 51 jaar oude eiken overschaduwden de zit­plaatsen. Dit was precies de uitstraling die het Grollerholt miste, maar zou moeten krijgen. Volgens Pelinck ech­ter zou de gedenksteen van Oldenhuis Gratama ook wel in het kleine stukje kreupelhout aan de overkant van de weg geplaatst kunnen worden. Het was immers toch niet zeker waar vroeger vergaderd was en zou het grote bos weer te gelde gemaakt kunnen worden. Voor de provincie zou dit voordeliger uitpakken. Oldenhuis Gratama hield echter vol dat het zeker was dat men vroeger in het Grollerholt, dat zich wel een kwartier gaans links en rechts van de weg uitstrekte, vergaderde. Schoorvoetend gaf hij wel toe dat dit mogelijk niet altijd op dezelfde plaats was geweest zoals dat tegenwoordig ook wel gold voor de zendingsfeesten.

grollerholt-rhg-012

Het kruispad met in het midden de gedenksteen zoals Oldenhuis Gratama zich dat voor­stelde en zelf schetste. (Archief Ged. Staten no. 201356/no. 40)

grollerholt-rhg-013

Afgekeurd ontwerp voor het monument van de hand van de Hoofd Ingenieur van Wa­terstaat.

Andere ideeën

Oldenhuis Gratama liet zich er niet door uit het veld slaan en kwam met het voorstel het toekomstige gedenk­teken uit te voeren als een soort kopie van het monument op het graf van dr. W.C.H. Staring te Lochum. Om de heren gedeputeerden een idee te geven hoe dit monument er uit­zag, zond hij een nummer van het tijdschrift Eigen Haard mee. Er was gebruik gemaakt van een granietsteen die door PJ. graaf Schimmelpenninck ten geschenke was gegeven en die voor f 20,- over de bevroren grond naar het kerkhof was gesleept. Volgens oogge­tuigen werd de indruk bedorven door een medaillon dat f 1000,- kostte, maar voor het Grollerholt zou een eenvou­dig opschrift voldoende zijn.

Het voorstel werd in handen van Pelinck gesteld die door het aandrin­gen van Oldenhuis Gratama langza­merhand steeds meer in het nauw werd gedreven. Hij had altijd begrepen dat het de bedoeling van de Staten was om van de gedenkwaardige plek op de duur weer een ruw bos te maken zon­der gedenkteken en zoals het was toen daar de landsdagen werden gehou­den. Door gedenkstenen te plaatsen of er lanen in aan te leggen zou volgens hem het eigenaardige karakter van het bos niet worden bevorderd. Zelfs Oldenhuis Gratama had hem later te kennen gegeven dat het Grollerholt geheel in zijn natuurstaat moest blij­ven. De meerderheid van het College was vroeger ook deze mening toege­daan en wilde er zo weinig mogelijk kosten aan besteden. Pelinck voegde er füntjes aan toe:

'dat het akkermaalshout en de (intussen geplante) jonge telgen weinig gelijken op het vroegere Grollerhout zou kunnen strekken tot een veroordeling van Uw besluit in verband met de onzekerheid of het oude Grollerhout daar ter Plaatse heeft bestaan'.

Hier kwam Pelinck niet mee weg en in 1882 bleek dat hij zelfs nog steeds een tegenstander was van een monument in het Grollerholt. Het leek hem beter honderd jaar te wachten tot de jonge aanplant van telgen zware eiken waren geworden. Door de nakomelin­gen zou dan een steen geplaatst kun­nen worden ter ere van hem die de eerste aanzet tot de aankoop gaf en van Gedeputeerde Staten die hieraan uitvoering gaven. Door nu een monu­ment te plaatsen zouden 'we voor ons zelf een erezuil bouwen', aldus Pelinck. Binnen het college van Gedeputeerde Staten stond Pelinck met zijn stand­punt alleen en vanaf dat moment nam hij met gepaste traagheid afstand van de vorderingen. Zonder inbreng van zijn kant werd er binnen het college nu verder nagedacht over zelfs twee gedenktekens, één in het Grollerholt en één in de Ballerkuil. De Hoofd Ingenieur van Waterstaat maakte een ontwerp van een monument voorzien van een lauwerkrans, maar dat viel niet in goede aarde. Te denken viel eerder aan een eenvoudiger monu­ment waarvoor steenhouwerij Stuvel in Assen opdracht kreeg enige ontwer­pen te leveren. De firma was goed in het maken van grafstenen en dat was aan het resultaat duidelijk te merken. Het zou volgens de gedeputeerden fraaier moeten en bovendien ook nog eens voor de helft van de prijs! Daarnaast ontstond er een kleine discussie of de te gebruiken tekst op het monument in oude of nieuwe spelling moest worden geschreven. De minste kosten leverden uiteindelijk de sim­pele woorden 'GROLLOERHOLT' en 'BALLERKUIL' op.

grollerholt-rhg-014

Afgekeurd ontwerp van steenhouwerij Stuvel te Assen.

Schijnbaar waren de broers Stuvel niet voor hun taak berekend en daarom kwam Starings graf weer in beeld. Om aan twee grote veldkeien te komen, wer­den diverse stenenkopers benaderd. Het resultaat was dat één van hen een steen kon leveren waaraan een stevig prijskaartje hing. Even werd er nu stil gestaan bij de vraag of niet een bescha­digd hunebed zou kunnen worden gebruikt, maar de vrees voor de clameur publique bij het aanranden van de op dat moment bijna heilige hunebedste­nen hield dit tegen. Gelukkig leek H. Hartog Heys van Zouteveen redding te bieden door gratis een flinke veldsteen aan te bieden die zou kunnen dienen als monument in het Grollerholt of de Ballerkuil. De steen lag bij een wijk op het land van de landbouwer Pool te Smilde. Na onderzoek bleek hij onge­schikt, want hij was gebarsten.

Weinig schot in de zaak

Intussen waren acht jaren verstreken en nog steeds was er geen monument. Mr. W.L. van den Biesheuvel Schiffer vestigde de aandacht op drie grote granietbrokken die niet al te ver van het Grollerholt lagen in het zuidelijk gelegen Boerhaarsveld, op land dat in gebruik was bij de weduwe Sinninge te Grolloo. Aanbiedingen van gratis stenen druppelden vervolgens bin­nen van JL. Homan, L. Oldenhuis Gratama en .J.L.G. Gregory. Otto Talens in Rolde bood twee stenen te koop aan, waardoor hij meteen buiten de boot viel. De Hoofd Ingenieur van Waterstaat ging op pad om een keuze te maken. De steen van Oldenhuis Gratama in het Veningerland te Assen werd geschikt bevonden om in de Ballerkuil te plaatsen.

Gedeputeerde Pelinck was het gedoe intussen meer dan zat en meende te moeten opmerken: 'dat op uw besluiten betrekkelijk het plaat­sen van gedenkstenen van invloed was het denkbeeld: wij moeten van die Ballerkuil en Grollerholt af. Onze naburen vragen of wij niets beters te doen hebben dan over die beide Plekken te spreken. Ik moet erkennen die opmerking van een lid van uw college deed ook mij besluiten daartoe mede te wer­ken; maar waar is het eind wanneer reeds nu behalve de kosten van die gedenkstenen ongeveer f 1100, - zullen worden besteed aan die beide kleine gedeelten van onze provin­cie. Hoe is de uitgaaf overeen te brengen met een zuinig beheer?

grollerholt-rhg-015

Uit Nieuws van de Dag van 16-10-1885. (Bron: Website Historische Kranten van de Ko­ninklijke Bibliotheek)

Maar de rijdende trein was niet meer te stoppen. Op 11 september 1885 was de steen uit het Veningerland bij Assen tot bij de kazerne gesleept en mocht Pelinck na een aandachtige bezichtiging er zijn goedkeuring aan hechten.

Van de drie gebroederlijk bijeen lig­gende stenen in het Boerhaarsveld waren er twee geschikt om in het Grollerholt op te stellen. Voor het vervoer en het plaatsen op een fun­dament van veldkeien was een bedrag van f 260,- geraamd, maar bij de open­bare aanbesteding bleek.J. Lansink te Assen met f 175,- de laagste inschrijver voor beide stenen. Duidelijk is dat de stenen in de vroegere heide van het Boerhaarsveld aan stenenkloppers waren ontkomen. Of de provincie zonder het te weten misschien toch de resten van een bijna verdwenen hunebed opruimde is niet na te gaan. Een hunebed bij Grolloo zou wel in de rede liggen, maar onderzoek in die richting had tot nu toe geen resultaat. De grond waar de stenen lagen was in eigendom van Harm Tammink te Zuidlaren. In zijn successiememorie de dato 4 september 1891 worden zijn landerijen helaas alleen onder sectie­nummer vermeld. De hoop een steen­bargakker en zo een nieuw hunebed onder Grolloo te vinden is hiermee vrijwel vervlogen.

Op 13 oktober wist de Drentse krant te melden dat het vervoer van de twee ste­nen zonder ongelukken was verlopen. Vooral het vervoer van de steen naar het Grollerholt had extra veel moei­lijkheden opgeleverd en grote inspan­ningen gekost. Hoe het vervoer heeft plaats gevonden is niet te achterhalen, maar mogelijk gebeurde dit met een kar waarmee normaliter bomen wer­den vervoerd. Het is goed mogelijk dat de steen in Grolloo daarom in de volks­mond later 'mallejan' werd genoemd! Oldenhuis Gratama deelde mee dat hij op korte termijn zou komen kijken om met eigen ogen te zien dat de bei­de stenen 'een goed effect maakten'. Hij stelde zich er veel van voor omdat het dikwijls moeilijk was de smaak van het ruime en rustieke te treffen. De Drentse krant typeerde het resul­taat als volgt: 'dat vooral de steen in het Grollerholt een zeer goed effect maakte omdat hij schilderachtig was gelegen onder een prachtige dennenboom en omringd was door eiken telgen en manshoge varens die aan de ouderdom van het vroegere woud deden denken. Daar zou eerlang de Drenthenaar onder het gewelf van eikenloof zich de tijd herinneren dat men in de openlucht 's lands zaken behandelde, en wanneer hij te Assen terugkomt en het nieuwe gebouw voor het Provinciaal Bestuur beschouwt, zal hij ver­gelijkingen kunnen maken tussen toen en thans en zal hij de grote voorrechten beden­ken die de meerdere beschaving thans aan de ingezetenen is gegeven'.