Toegankelijkheid

Verzamelde informatie oorlog

Onderstaand bericht is ingezonden door Bé van der Wal

wo 27-5-2020 11:35

Speech Stanley Butterworth Kamp Westerbork 10 april 2015 Uitgesproken door een Nederlands militair. Met dank aan mw. Bettie Jongejan (Stichting Oorlogs en Verzetscentrum Groningen)

Goedemiddag beste jongens en meisjes en andere belangstellenden. Bedankt dat jullie er allemaal zijn, ook namens Stanley Butterworth. Omdat meneer Butterworth al aardig op leeftijd is, - hij was 20 jaar in april negentien vijfenveertig, dus reken maar uit – en omdat zijn Nederlands natuurlijk niet zo vloeiend is als dat van ons, heeft hij mij als vriend gevraagd zijn verhaal te doen. Zijn levensverhaal én dat van zijn broer Fred; waarin vrijheid en verlies een centrale rol spelen.

Mijn twee jaar oudere broer Fred, ik en onze twee jongere zussen groeiden op aan de andere kant van de wereld, in Winnipeg in Canada. Winnipeg was toen al een stad met 200.000 inwoners, net zo groot als de stad Groningen nu is. En ik woon er nog steeds. Mijn vader werkte in een chemische fabriek waar zeep werd gemaakt en moeder deed het huishouden. Onze familie heeft zelfs Nederlandse wortels: een van onze voorvaderen woonde in 1610 in Leiden.
Thuis hadden we het niet breed, maar we waren gelukkig. Fred en ik plaagden elkaar regelmatig. Ik vergeet nooit meer dat ik met opzet een boterham met jam in zijn gezicht drukte. Hij heeft me de hele buurt achterna gerend!

Mijn broer Fred en ik hadden net zoals veel tieners een bijbaantje: we verkochten ijs, snoep en limonade tijdens voetbalwedstrijden. Vooral Fred was een fanatieke voetballer. Ook verkochten we edities van de Winnipeg Free Press – de lokale krant. In 1939 liepen we met een extra nummer op de arm. Engeland verklaarde Duitsland toen de oorlog. En iedereen vroeg zich af: wanneer vertrekken onze zonen, vaders en broers naar de oorlog? Want dat Canada mee ging doen, stond al snel vast.

Fred en ik melden ons in 1943 aan bij het Canadese leger. Fred was iets ouder dan 20 jaar en ik was 18. Dat oorlog niet zonder gevaren was dat wisten we. Onze buurjongen Sam Carberry en schoolvriend Gordon Tannick verloren in de oorlog hun leven in Hong Kong en Duitsland. Wij waren onze gesneuvelde vrienden niet vergeten, maar de wereld was groter dan Winnipeg. Fred hoefde niet, omdat hij bij een bedrijf werkte dat legercontracten had. Maar onze vrienden, neven en buren gingen, dus wij ook. Vrijwillig.

We kregen eerst een training in Camp Borden in Ontario Canada en gingen daarna per boot de Atlantische Oceaan over naar Engeland. Aan de invasie van Normandië, op 6 juni 1944, - D-Day- hebben we niet meegedaan. In september van datzelfde jaar staken wij het kanaal over naar het Europese vasteland. We volgden de fronttroeppen via Frankrijk, België, Duitsland naar Nederland.

Fred en ik waren in dienst in het regiment The Fort Garry Horse. We waren beiden kanonniers in zogenaamde Shermantanks. Bij de Belgisch-Nederlandse grens schakelden we grote kanonnen van de Duitsers uit. Vervolgens vochten we via Woensdrecht, Nijmegen een weg naar Doetinchem. In de Noord-Brabantse plaats Grave hadden we drie weken verlof in de periode van Kerst. In onze vrije tijd dronken we op de overwinning en bespraken we de nieuwtjes die we lazen in de brieven van onze familie. En wat we zouden terugschrijven. In februari en maart 1945 namen we deel aan de slag om het Hochwald in Duitsland, één van de grootste tankslagen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een maand later bereikten we via Assen Gronings grondgebied.

Het was vrijdag 13 april 1945 toen het noodlot toesloeg.
Een groot deel van de 2nd Canadian Infantry Division kwam al rijdend aan vlakbij vliegveld Eelde en Paterswolde met al het oorlogsmaterieel. De Shermantanks van het B-squadron van The Fort Garry Horse, onder leiding van Sergeant Chaulk, gingen samen met een aantal gepantserde personeelsvoertuigen op weg naar de rand van de stad Groningen. Vervolgens reden ze door over de Paterswoldseweg tot bij het Stadspark, waar zo ongeveer de bebouwde kom begon. Mijn broer Fred zat in de eerste Shermantank die in de namiddag Groningen binnenreed. Duitse militairen hadden zich verstopt aan de kant van het Stadspark. Vanuit zijn schuilplaats richtte een Duitser zijn bazooka en vuurde op de toren van de Schermantank. De Schermantank van mijn broer Fred werd getroffen en raakte onbestuurbaar, maakte een bocht naar rechts en ramde het pand nr. 188. Fred was op slag dood, hij was nog maar 22 jaar oud.

Ik bereikte de stad Groningen pas later die avond en had mij voorgenomen om Fred te ontmoeten op de Canadese legerbasis in het Stadspark. Maar daar vond ik hem niet. Ik werd bij de legerleiding geroepen en hoorde het afschuwelijke nieuws: mijn broer was gesneuveld. De daaropvolgende dagen voelde ik mij emotieloos. Veel tijd om stil te staan bij de dood van mijn broer was er niet. Fred stierf in Groningen, ik moest door. Als soldaat ben je getraind om je werk te doen. Anderen moeten op je kunnen bouwen. De strijd was immers nog niet ten einde. Onder andere Groningen moest nog bevrijd worden.

Ik worstelde om het trieste bericht over te brengen aan de familie. Woorden konden niet beschrijven wat er was gebeurd. Toch lukte het. Ik schreef dat Fred de beste broer was die je maar kon hebben. Dat hij vocht zodat er niet nog meer Canadese graven kwamen in Europa. Dat de vrijheid waar hij voor vocht ook die van Canada was – ook al waren wij niet bezet door Nazi-Duitsland. Deze wereldoorlog moest ten einde komen. En dat gebeurde gelukkig ook.
Hoe de situatie bij jullie was in Nederland tijdens de bezetting, daar hadden wij als Canadese soldaten geen weet van. Wat Kamp Westerbork was, dat wisten we niet. Dat de Duitse geheime politie grote terreur uitoefende op Nederlandse verzetsmensen, Joden en andere burgers, evenmin. Jullie beseften toen – 70 jaar geleden - maar al te goed wat vrijheid was, juíst omdat je het niet had. Dat Canada, met de andere geallieerden Nederland deze vrijheid heeft teruggegeven, doet mij erg goed. Ook al heeft dat de levens van veel van mijn landgenoten gekost, in het bijzonder dat van mijn broer. Daarom hoop ik ook dat jullie je blijven verdiepen in de verhalen van mensen die in ónvrijheid hebben geleefd én voor de vrijheid hebben gestreden. Door samen te leren van al die vragen die we daaruit laten voortvloeien, door de antwoorden daarop uit te dragen, geven we tóch een stem aan de slachtoffers die vielen. Zo zijn wij het, die hen na hun dood iets laten betekenen, en geven we zin aan wat zo volstrekt zinloos leek, en tillen we de lessen geleerd van de oorlog naar nu, naar ons dagelijkse leven. En daarbij vraag ik jullie of je wilt nadenken hoe je met elkaar wilt leven: als vijand of als mens? In het algemeen kun je zeggen dat je in bepaalde situaties niet met iedereen vrienden hoeft te zijn. Maar probeer iedereen, ook de mensen waar je het wat minder goed mee kan vinden, te zien als mensen. Als we dat doen zullen we vredig in vrijheid met elkaar kunnen leven.

Mijn broer Fred is begraven op de Canadese Erebegraafplaats in Holten, Overijssel. De grond waarop deze begraafplaats ligt is een hele tijd terug door Nederland aan de Canadezen gegeven. Zo kan het dus ook: in plaats van dat er oorlogen gevoerd worden over land, kunnen landen ook uit dankbaarheid een stukje weggeven, zoals Nederland ook aan Canada heeft gedaan. Het stukje land kan natuurlijk niet opboksen tegen het aantal doden onder de Canadese soldaten, maar het is een betuiging van dank. Ook al zijn deze dappere soldaten, ver van huis, voor de vrijheid van jullie land gestorven, ze liggen voor eeuwige rust in Canadese grond.

De tekst die op de grafsteen van Fred staat, is door mijn ouders bedacht: To live in hearts of those we leave behind, is not to die. In het Nederlands: te leven in de harten van degenen die men achterlaat is niet sterven.
Zo hoop ik dat het verhaal van mij en mijn broer Fred ook voortleeft in jullie harten.

Thank you!


 

wo 27-5-2020 20:35

Megan Julia Vlag uit de Fles Ab Zorge
Friday, April 6, 1945.
Major-General Stanislaw Maczek, Commander of the 1st Polish Armoured Division, was seated at the head of the table and was chairing the meeting surrounded by his staff, in Breda. Before him, a large map of Eastern-Holland and the German frontier area, was laid spread. The advance route of his division was marked with a thick red line. His unit had been kept in reserve by the commander of the 2nd Canadian Army Corps and would now be deployed between the Canadian forces that had crossed the Twente Canal near Almen and Delden.
General Maczek looked up from the map and examined the faces of his staff officers. He knew some of them inside out; they had been with him on the long ramble since 1939, from Lemberg in Eastern Poland, through France and Scotland and now in Breda in The Netherlands. They had been hardened by the hardships of the battles in France, Belgium and North-Brabant. Their faces were grooved due to the primitive country living of a force in open fields.
The general stood up and said: “Gentlemen, this will be the last campaign of our division. Tomorrow afternoon the division will move from Breda, via Rees over the Rhine river, through the Achterhoek and onto to the concentration area south of Goor and the Twente Canal. A bridge will be built during the night and in the morning the division will advance through Goor up North with the final destination being Wilhelmshaven in Germany.”

Friday night, April 6, 1945.
The B.S. – Interior Forces also called the Underground or Resistance – were warned to come into action immediately and head to the farm called “Kranenmors”, owned by the Overbeek family. Sub-commander Johan W. Dollekamp, better known as “Red Bob” in the underground movement, had received this order from his superior Peer Zandjans, and it was intended for his force of 22 men that had been collected from the resistance groups: Goor, Markelo, Enter and Diepenheim. They had moved, for security reasons, that same night from “Kranenmors” to the remote farm “’t nie Hoes,” owned by the Pierik heirs at Zeldam.

Saturday afternoon, April 7, 1945.
Peer Zandjans of the BS looked at his men, one by one. “Tomorrow, in the afternoon, we shall enter Goor. Shortly before this you will get further instructions.” At 1am, Red Bob inspected the sentries he had posted. They had overpowered a nosey Landwatch, cuffed him and had had him put behind bars.
At the same time the first Polish tank was crossing the river Rhine near Rees, on its way to the Achterhoek and the concentration area between Borculo and Diepenheim as ordered.
The Boy. My grandfather Ab Zorge, wrote the book “De Vlag uit de Fles” (The Flag from the Bottle) and in it he calls himself a witness; “The Boy.”
The Boy stood next to Nico Vrijman M.D. in front of the window and looked at the deserted Juliana Square, the name had been altered by the Germans in Market Square as no roads, streets or squares should be named after members of the Royal Family. The doctor was nervous. As he looked at his watch and then again outside; he was anticipating something he was sure would surely come. Minutes passed by. “It will happen this afternoon, you’d better watch it” he said. The boy was careful not to ask questions. Doctor Vrijman turned around and walked away, as if he had already said too much. It was obvious he had contacts with the resistance, but he never talked about these.

Zeldam, Sunday morning, April 8, 1945.
The men of the B.S., all dressed in blue overalls, were squatting in the attached barn of the Pierik heirs. They each had an armband on their right upper arm, furnished with the Dutch Lion as well as the black letters; NBS, these being the initials of the Netherlands Interior Forces. Next to them, on the ground, laid a Dutch, black painted army helmet and a Stengun for everyone who was gathering from a dropping at the Borkeld near Markelo. Full magazines were in their pockets. They listened first to Peer Zandjans and then to Bob Dollekamp. “After lunch we’re going to Goor in two groups, each one on one side of the road. The groups are not keeping up with each other. The group at the right must walk twenty meters ahead to avoid being in each other’s field of fire. In Goor, watch for snipers on the upper floors. We will march in one stretch to the Church Square and from there to Weldam Bridge.”

Diepenheim, Sunday morning, April 8, 1945. 11.00 hr.
The first vehicles of the Polish forces had arrived in Diepenheim. It had taken them eight hours from the Rhine to the concentration area south of Goor, where the division had to prepare for the advance up North. At an immediate held staff meeting, it had been decided that the 2nd squadron of reconnaissance regiment 10 PSK was to be sent straight away to the Twente Canal and to Goor to investigate whether or not there were still German forces in that town, and, where a pontoon bridge could be built for crossing the canal.
During the day the remaining units of the division arrived in the concentration area and had started lodging for the time being with hundreds of tanks and thousands of lorries consisting of a total of sixteen thousand Polish men.

Goor, Juliana Square, April 8,1945. 13.30 hrs.
The Boy stood at the window of the big house at the Juliana Square. The Sun’s rays had bathed the square and its houses in a festive glow. He thought of the words spoken by Dr. Vrijman. If there was anything going to happen at all, he wanted to be there. That “anything” could only be the liberation and or sure it was that he wanted to see and experience.
A lonely cyclist in the uniform of an adjutant of the National Police, entered slowly into the square, followed by a little group of pedestrians. He got off his bike in front of café Leemreize. He straightened his uniform, walked to the wooden board with the lettering “Sperrgebiet ! Es wird ohne Warnung geschossen!,” pulled it off, threw it over his shoulder and started to remove dust from his sleeves with formal gestures! A triumphant smile appeared on his face. “With this I declare the liberation has begun.” The spectators applauded and shook hands.
The Boy followed all this with breathlessness. The liberation had indeed commenced. It was time to enter the street!

Goor, Diepenheimseweg, April 8, 1945. 14.00 hrs.
In the mean time, both groups of the Interior Forces walked through Goor in the direction of the Diepenheimseweg. Bob Dollekamp ordered them to halt in front of the house of notary Zijlstra and to take cover. It was very quiet here in what the Germans had declared “Sperrgebiet.” It was possible that the sudden rattle of machineguns would break lose. With his binoculars he investigated the surroundings.
There was a man standing on the part of the blown up bridge that had survived the explosion caused by the German demolition teams. A civilian, who had turned around and was slowly walking in his direction. Behind him were men running, wearing black berets.
Damn!!! That was Dr. Lindeboom, accompanied by soldiers. “They are Poles!” he shouted from a distance. The doctor passed him in a hurry, calling “I must put out the flag!” The men breathed a sigh of relief; those were not Germans and they were not going to be liberated by the English but by the Poles!
Goor, Juliana Square, April 8, 1945. Twilight.
It was already growing dark when Polish infantry approached the Juliana Square, rifle shouldered, full marching kit, on their heads were the flat English helmets with camouflage netting in which stood dry twigs and leaves. They were exuberantly welcomed, but apart from a twinkling in their eyes and, from time to time, a faint smile, the Poles didn’t show any other visible signs of emotion because they were all feeling extremely tense from being afraid of snipers as they observed the houses.
Twente Canal, Monday, April 9, 1945, 09.15 hrs.
Groups of foot soldiers were the first to pass over the pontoon bridge that had been built during the night, followed by men in Brencarriers, Jeeps and halftracks. The Boy had walked to the canal, where he had managed, along with some friends, to slip over the newly constructed pontoon bridge. Then, at the opposite side, they didn’t have enough eyes to take in all that they were suddenly seeing. The steel monstrous Cromwell tanks with crews in their greasy overalls, infantrymen with their camouflaged helmets, emblems painted on vehicles, soldiers quietly smoking cigarettes, some taking a nap, others were chatting and more and more vehicles were assembling.
Suddenly someone shouted: “They’re moving !” Tank Commanders put up their headphones, drivers and bow machine-gunners slided onto their seats and closed the hatch above their head. The heavy tank-engines came stammering and coughing in to life. Sounding like a tremendous roar and emitting blue-black clouds of smoke, the tanks drove over the pontoon bridge, straight through Goor in the direction of Enter.
Goor, Monday, April 9,1945. 16.00 hrs.
Polish tanks, vehicles and men were still moving ceaselessly through Goor, via Lependijk, Hengevelderstraat, Molenstraat and Enterseweg. People, standing rows deep, were cheering the soldiers. Hour after hour this mighty force was passing by, seemingly with no end. Small units were staying in Goor, and were entertained in the houses whilst being bombarded with questions.

Goor, Tuesday, April 10, 1945. 20.00 hrs.
At 8pm a huge crowd had assembled at ‘t Schild in the town’s center, to start a liberation march. Even then military traffic rumbled continuously through the place, mainly heavy trucks like Mack’s and GMC’s, carrying supplies for the troops.
The parade, cheering and singing in an exuberant mood, started to move. From the moment the participants had arrived at the Schoolfeestweide however, the cheering and singing had subsided. An impressive silence descended on the crowd.
People seemed astonished and then embarrassed. All of a sudden, far away back in the crowd, the sound of a pure woman’s voice, singing the national anthem, could be heard. At once everybody stood upright and a massive song ascended, a song telling, not only of the endured sufferings and fear, but at the same time, the utmost, in which can’t be expressed in words, joy of being free again.
A Requiem and at the same time, a profound prayer of thanksgiving was sung with touching devotion. When the final words had faded away, an unspeakable, almost endless roar erupted, and the tears in many, many eyes were now being dried!

Na vijf lange en bange jaren eindelijk vrij !!
Dziekujemy wam Polacy za wyzwolemie !!
Thank you Canada for our Liberation !!

 

Enkele opmerkingen
-Lemberg ligt nu in het Westen van de Oekraine. He heet nu Luv ook wel Luiv (Pools dan wel Oekrainisch
-Wilhelmshaven is begin mei 1945 door deze Polen bevrijd.
-Zeldam ligt een km. ten NO van Goor. Genoemde namen zijn bekend in Goor.
-Mw. Tiehuis-Koebrugge van de Lindehof in Grol is op het Zeldam geboren en zij zal deze mensen waarschijnlijk wel gekend hebben.
Gus moet hier maar eens gaan praten.
-Het boek van Ab Zorge, “De Vlag uit de Fles” heb ik en zal ik komend zomet meebrengen naar Drente.
-April 8 is de bevrijdingsdag van Goor.
-Dr. Lindeboom, zijn zoon was ook huisarts en was onze huisarts.
-Begin 2015 hebben mensen van ""Keep them Roling"" de doortocht van Breda naar Goor, Westerbork en verder nagespeeld.

Vr.gr. Bé


 

wo 27-5-2020 20:57

Opmars 1e_Pantserdivisie_(Polen) genoteerd 24 mei 2020 (nog enkele aanvullingen)
informatie over Poolse bevrijders.

Heel in het kort.

De opmars olv Maczek-Stanislaw wordt heldhaftig beschreven in het boek van A Zorge: ""De vlag uit de Fles"".
Dit gaar over de voorbereiding van de bevrijding van Goor op 8 april 1945.
De pantserdivisie trok in één nacht van Breda, naar het Twentekanaal vlak voor Goor.
Dit kon alleen omdat ze overal absolute voorrang kregen.
De voorhoede steekt in bootjes het Twentekanaal over en zorgt de volgende dag op 8 april voor de bevrijding van Goor.
Op 8 april 2015 heeft de Poolse ambassadeur een gedenkteken onthuld.

Op de routebeschrijving van de Polen zelf, wordt Goor en ook Westerbork (het dorp en/of het kamp) genoemd.
Maar'waarheen zijn ze van Westerbork verder heen getrokken?

Er zijn wel verhalen over Poolse bekend uit Oost-Drente, bevrijding van Poolse gevangenen vrouwen in het Emsland en uiteindelijn van de bevrijding van Wilhemshafen aan de Jadebüse in Dld.
Dat er dus Poolse militairen in Grol zijn geweest is dus wel heel erg waarschijnlijk. Jan Arends heeft dit dus wel goed.
We moeten ons wel goed realiseren dat deze Polen onderdeel van het Canadese leger waren en daarom vaak niet specifiek werden genoemd.

zie ook
https://nl.wikipedia.org/wiki/1e_Pantserdivisie_(Polen)


http://www.drentheindeoorlog.nl/?aid=320


https://www.tracesofwar.nl/articles/2894/Maczek-Stanislaw.htm


https://nl.wikipedia.org/wiki/1e_Pantserdivisie_(Polen)


Verdere info
https://oldgrol.nl/joomla3/geschiedenisboek/rond-de-oorlog/rolder-post-12-april-1947


zo 31-5-2020 14:39

Moi, iedereen,

Intussen een aantal reacties op mijn oorlogsverhaal gekregen, van Lukas, Gezinus, Jan Boer en Jan Arends.
Ik zal ze in mijn verhaal verwerken, maar geleidelijk aan is het niet meer mijn verhaal met al die toevoegingen.
Misschien is het beter al onze verhalen bij elkaar te voegen tot één geheel.
Ook moet het verhaal van Jan Arends nog "ingepast" worden. DvhN.

Gus jij hebt nogal wat ervaring opgedaan met het zoeken in archieven.
Misschien een idee om komend najaar/winter verder naar details te zoeken bij het OCVG.

In 2015, bij de 70-jarige herdenking, ben ik ook met de bevrijding van Grollo en omgeving bezig geweest.
De herdenking in het kamp was op 10 april 1015 en dus dacht ik later dat het kamp op 10 april 1945 bevrijd.is.
Maar 12 april 2015 was een zondag en dus werd de herdenking 2 dagen naar voren verschoven
Toen kreeg ik in het kamp Westerbork contact met mw. Bettie Jongejan van het OVCG.
Ik heb toen onderstaande notitie gemaakt:

Stichting Oorlogs en Verzetscentrum Groningen:
OVCG is maandag t/m donderdag van 09:00-16:30 en vrijdag van 09:00-12:30 geopend.
Adres: Cascadeplein 4, 9726 AD Groningen, Telefoon:050 599 2027 Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. www.ovcg.nl
Historica Bettie Jongejan, de coördinator van OVCG, is aanwezig op maandag, woensdag en donderdag van 09:00-16:30.
Wilt u haar spreken of inzage verkrijgen in historische dossiers, dan is het raadzaam een afspraak te maken.
Bellen kan ook: op werkdagen is er altijd iemand van de receptie aanwezig om u te woord te staan.
Daarnaast is Jongejan ook per e-mail te bereiken.
Op vrijdagen van 09:00-12:30 wordt OVCG bemand door vrijwilligers en stagiaires. Dan kunt u ook bij ons terecht.
De collectie van OVCG is uniek, omvangrijk, kostbaar en onvervangbaar. Naast het – grotendeels vertrouwelijk – documentatiemateriaal van de Stichting Verzetsdocumentatie 1940-1945 in de provincie Groningen, is in de loop van afgelopen decennia aangevuld met diverse privécollecties.

Zie ook de rede van de Ned. militair.(eerder verzonden).
Gr. Bé


do 11-6-2020 14:27

Hallo beste mensen,
ik neem volgende week contact op met het OVCG om te horen wanneer ik daar terecht kan. Vanaf 2 juni jl zijn ze beperkt open. Ik ben wel gemotiveerd, want ik ben nog steeds een beetje boos op de Nederlandse regering omdat ze heel lang de Polen niet uitnodigden op de bevrijdingsdag.
Vr.gr.
Gesinus.


do 11-6-2020 19:53

Moi, deze keer uit Duitsland, Duemmersee, 30 km N van Osnabruck.
Gus als ik over een paar week weer thuis ben, zal ik je ingezonden stuk uit Tubantia van april 2015 sturen. Ook in Goor zijn er mensen die vinden dat de Poolse bevrijders meer aandacht moeten hebben.
Ook de boeken van Conny Braam krijgen Poolse strijders uit Zuid-Africa de nodige aandacht. Toevallig heben we haar 2 laatste boeken bij ons en grotendeels al gelezen. Ook toevallig kreeg haar laatste boek "Wij zijn de wrekers" over dit alles op 6 juni nog weer een recensie. Zal zeker verband houden met de demonstraties van de laatste weken.
Gogelen Conny Braam.
Gr. B'e


do 11-6-2020 22:28

Moi, nog een kleine aanvulling. Het 1e boek van Conny Braam heet ""Ik ben Hendrik Witbooi"". Het begint in 1884 in de Kalahari woestijn. BISMARCK heeft in Berlijn een conferentie georganiseerd, waarop geheel Africa door de Europese landen verdeeld is. Duitsland heeft grote kolonien in ZW-Africa verkregen. Alle inwoners worden Duits onderdaan en daarmee begint de ellende.
In het 2e boek ""Wij zijn de wrekers over dit alles"", dat in 1940 begint, gaat een kleinzoon Jakob Witbooi vrijwilig in dienst en wordt in Libie door het Leger van Rommel gevangen genomen, belandt eerst in Italie in een kamp en na vele omzwervingen in Auswitz. Na de bevrijding in 1945 komt hij wederom na de nodige transporten in Kaapstad terecht, ondersteunt het ANC. Hij vindt echter niet zijn ideaal: gelijkheid vor iedereen.
Be