Toegankelijkheid

Verblijf in de oorlog

arienotmeijer
Arie Notmeijer uit Bergen op Zoom

Een bericht van de heer Arie Notmeijer uit Bergen op Zoom

Op 15 oktober 2013 ontving ik van de heer Notmeijer onderstaand bericht:

Ik was aan het zoeken naar een foto voor mijn levensloop boek, ik heb in de oorlog jaren daar twee jaar gewoond, uitgezonden van uit hongerig Amsterdam, ik heb daar ook wat aandacht aan besteed in mijn levensloop boek, maar zocht naar een foto van de boerderij. ik dacht te herkennen op oldgrol, oude Saksische boerderij, de vierde foto van links, alleen kan ik mij de schuur rechts niet herinneren, de boerderij stond dacht ik in de Middenstraat, een klinker baantje dat liep naar de boerderij van de familie Oving rechts op de hoek, tegen over de Oving stond ook een hele oude boerderij, daar speelden wij als kinderen ook veel. Ja ik heb veel mee gemaakt, leuke en minder leuke verhalen die ik aan het papier het toe vertrouwd, het is niet vin mijn koude kleren gaan zitten, nog steeds lopen deze herinneringen door mijn verdere leven, ik ben nu 80 jaar, en ik denk dat er nog weinig over zijn uit die tijd, mijn broer Herman was bij de Ovings onder gebracht, ik bezit nog een foto van deze familie die genomen is daar voor de boerderij ik denk van 1946, als u interesse hebt wil ik die wel over sturen. maar de vraag blijft zit ik goed met de boerderij van Lessen. En als u eventueel nog een oorlog herinnering wil hebben, wil ik dat best doen. groeten van Arie Notmeijer Bergen op Zoom


 

Op 19 oktober 2013 ontving ik van de heer Notmeijer onderstaand bericht:

Ik ben nu 80 jr. Ik ben in 1943 tot de bevrijding in 45 in Grollo ondergebracht bij de familie Lessen (Lesschen-red) zij hadden de boerderij in het midden...., nu zie ik op old groll een boerderij staan vierde foto van links waar van ik denk dat ik daar was als jongen van 10 jaar. (website inmiddels gewijzigd, maar de foto vindt u onder dit artikel-red). Ik ben bezig met mijn boek, mijn levensloop, kan u mij bevestigen als ik juist zit. Ik heb veel goede en kwade dingen mee gemaakt, het was ook zo'n rare tijd in die jaren. Eventueel wil ik mijn ervaringen wel vertellen, leuk om van een toen uit Amsterdam, te horen hoe het hem en zijn broer die bij de familie Oving aan de Amerweg woonde verging in Grollo.

Groeten van Arie Notmeijer.

De betreffende foto, waarover de heer Notmeijer schrijft.

Ik bedankte de heer Notmeijer voor dit bericht en beloofde dat ik mijn best zou doen wat informatie in te winnen.

Op 16 november 2013 kreeg in de volgende reactie:

Ik wil toch nog enige informatie geven omtrent de boerderij van Tale Lessen (Thale Lesschen-red), hij stond in de Middenstreek, de bewoonders waren Tale Lessen en zijn vrouw, ik zei altijd Odie, maar als mijn geheugen goed is dacht ik dat zij Jensen heette, zeker weet ik dat dus niet. Dan was er een echtpaar (een zoon ? ) met zijn vrouw en hun zoontje Tale, hij kon de R niet uitspreken en zei tegen mij altijd Alie. Dan was er nog een jonge vrouw in huis van rond de 20 jaar, haar naam was Jennie en is in1944 ? getrouwd, ik dacht met een schoolmeester, verder waren er twee mannen ingekwartierd van de TOT [1].

Groeten van Arie Notmeijer.

[1] Na correspondentie met de heer Feije Takens (RHG) weet ik dat de heer Notmeijer met TOT de Todt bedoeld:
De Organisation Todt (OT) was een Duitse bouwmaatschappij tijdens het bestaan van nazi-Duitsland, genoemd naar de oprichter Fritz Todt. De organisatie werd in 1938 opgericht. In 1945, toen het Derde Rijk was gevallen, werd de organisatie opgeheven.

 


 

Ik heb vervolgens de volgende informatie naar hem verzonden (een deel van het bericht):

Geachte heer Notmeijer,

De foto op oldgrol.nl is inderdaad de boerderij die destijds van Thale Lesschen was. (Nu woont hier drievoudig wereld kampioen zijspannen Egbert Streuer.) De foto is een oude ansichtkaart. De straat is de Middenstreek. Aan het einde, rechts woonde de familie Oving. Aan de linker kant van de boerderij van Oving woonde (voor zover mij nu bekend) de familie Gommers. Van deze boerderij ziet u nog een klein stukje met het linnenrek aan de achtergevel.

Op onderstaande foto zie u de Middenstreek vanaf de zijde van de Amerweg. Eerst de boerderij van Gommers en daar achter die van Lesschen.

Ook in Grolloo is natuurlijk veel veranderd. Zelf ben ik geboren in 1957. Ik ken dus nog vaag deze beelden. In 1964-1965 is ten tijde van de ruilverkaveling veel veranderd. De boerderijtjes die op onderstaande foto rechts achter de boerderij van Lesschen staan zijn destijds afgebroken. Op de voorgrond dus de boerderij van Lesschen.

Middenstreek-5-3

Zoals de achtergevel er nu uitziet….

middenstreek-5-9

 

U zegt over informatie en/of foto(’s) te beschikken waar wij inderdaad heel blij mee zouden zijn. Ik zou het dan ook fantastisch vinden, wanneer u dit met ons wilt delen.

Met vriendelijke groet,

Bertus Reinders


 

Op 17 november 2013 stuurde de heer Notmeijer de volgende reactie:

Hallo Bertus,

 Het levensboek van de heer Arie Notmeijer in wording Het levensboek van de heer Arie Notmeijer in wordingJe mail ontvangen en gelezen. Ja ik dacht de boerderij te herkennen en het

blijkt juist te zijn. Als de mens ouder word denkt hij terug over zijn leven. Ik had daarom besloten om mijn leven op papier te zetten, zo laat je toch nog wat achter. Het is een heel boekwerk geworden, ik zal daar een foto van bij doen. Ook de periode van Grollo staan er in beschreven, zo doende was ik op zoek naar foto's en vond die op old Grol. Ik ben zeer tevreden met wat ik nu al weer weet, maar wie weet komt er nog meer uit. Ik wacht dus af. Ik weet niet als de foto van de familie Oving is overgekomen bij u, zo niet dan doe ik hem wel opnieuw mailen. ook zal ik een verslag maken over mijn eigen belevenis van de tijd dat ik en mijn broer in de oorlog zijn opgevangen door deze mensen. Achteraf is het wel eens leuk om het van de anderezijde te horen. Natuurlijk zijn we dankbaar dat deze mensen ons zo maar vreemde kinderen onder hun hoede hebben genomen, maar dat besef je pas als je wat ouder bent. Bertus in ieder geval bedankt alvast voor het geen dat je voor mij hebt gedaan . Jij bent dus een geboren Grollenaar, maar ik denk dat het niet meer zo rustig is als in mijn tijd, mijn laatste bezoek is al weer 25 jaar geleden en zag toen al veel nieuwbouw. Ik heb nog aan de deur van de boerderij gestaan en gebeld en geklopt maar er werd niet open gedaan, er zat toen een antiek handelaar in, ook nog wat foto's gemaakt maar die zijn verloren gegaan het rolletje is kwijt gegaan jammer genoeg. Ook vakantie foto's van 65 jaar geleden zijn bij het overlijden van mijn moeder verdwenen. Ja zo gaat dat met foto's nabestaande hebben daar geen intresse in.

Groeten van Arie Notmeijer.

famoving

familie Oving voor de boerderij ongv. in1944 uiters links Alie Oving en uiters rechts Margje Oving voor Margje Odie en naast odie vader en moeder Oving met kleinkind, achteraan twee zoons en schoonzoon.

 


 

Op 21 november 2013 stuurde de heer Notmeijer mij het volgende antwoord:

 

Hallo Bertus,

Hier even een mail van Ad Notmeijer. Ik had beloofd mijn ervaringen op te schrijven van de tijd dat ik en mijn broer in Grolloo verbleven in de jaren 1943—1945. Je zou zeggen waar haal je die herinneringen vandaan. Ja, daar is mijn geheugen op getraind, immers is het zo dat alles wat je ogen hebben gezien in de hersenen is opgeslagen. Een klein voorbeeld, er loopt een hond in de straat, vier dagen later loopt dat beest er weer, en dan zeg je die liep hier vorige week ook al. Je moet het wel uit je geheugen weten te krijgen en dat gebeurd dikwijls in de nachtelijke uren, dat je plotseling de herinnering ziet en zegt ja dat was zo en zo. Ook wat namen aangaat gebeurd dat, nu is het nog de kunst om het s’morgens nog te weten, maar mensen die veel dromen hebben daar geen probleem mee. Daar om hebben uitvinders een recorder naast hun bed staan en spreken dan in wat ze die nacht hebben gezien in hun dromen, de andere dag zien ze wel als het bruikbaar was.

Bertus, ik heb 5 A4 tjes beschreven. Wil je hebben dat ik dat opstuur met de post of kan ik ze overmailen, zeg het maar hoe je het wil hebben. Ik heb het met plezier gedaan en als er een naam of een bepaalde datum niet helemaal klopt neem het me dan niet kwalijk, het is ook allemaal al zo lang geleden. Wel is het zo, dat als ik een herkenbare foto zie, er bij mij ook een verhaal bij komt.

Groeten, Arie Notmeijer.

Ik heb de heer Notmeijer op 8 december 2013 geantwoord dat ik de A4-tjes graag per mail ontvang en dat ik erg benieuwd ben naar de inhoud.

In ieder geval wil ik de heer Notmeijer bedanken voor hetgeen hij nu al met ons gedeeld heeft en wens ik hem veel succes met het schrijven van zijn levensverhaal.

Bertus Reinders

27 november 2013


 

Dan is het 12 december 2013 en komen er vijf mails binnen van de heer Notmeijer. Vijf mails met in elk een deel van zijn verblijf en dat van zijn broer in het Grollo van toe, aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. In de jaren 1944 en 1945 speelt onderstaand deel van zijn Levensloopboek zich dus af. Een bewogen, aangrijpend, maar ook vertederend verhaal over een tienjarige jongetje uit het verre Amsterdam. Afijn, leest u zelf.

Begeleidende tekst in de mailtjes:

Bertus, ze komen een beetje door elkaar, maar neem dat een vent van 80 maar niet kwalijk. Een gedeelte uit mijn levensloopboek. Het beschrijft het verblijf van mij, Arie Notmeijer en mijn broer Herman in Grollo, in de nadagen van de oorlog 1940 tot 1945.

En in het laatste mailtje:

Volgens mij moeten ze nu alle 5 zijn overgemaakt. Laat even weten of dat zo ook is, Bertus.

Groet, Arie


 

Ik heb de heer Notmeijer natuurlijk direct geantwoord dat de mailtjes in goede orde waren binnengekomen en dat ik hier erg blij mee ben. En natuurlijk heb ik geschreven over de indruk die het verhaal op mij achterliet. Ik heb hem veel succes gewenst met het schrijven van de rest van zijn levensloopboek. Mocht ik nog iets nieuws horen, dan zal ik dat aan hem laten weten.

Hierop kwam op vrijdag 13 december 2013 reeds de volgende reactie:

Hallo Bertus,

Blij dat het verhaal goed is overgekomen. Ik had wat moeite mee met de verzending. Mijn hoofd stond er nog niet naar en mijn laptop wilden niet geheel naar mij luisteren. Hij sprong van de hak op de tak. Er zat iets onder dat er niet moest zijn. Nu gaat het weer beter. Nog even over die NSB, het zal wel meer verborgen NSB zijn geweest, ik meen dat ik maar eén persoon echt in het zwart met die hoge laarsen gezien hebt en dat was bij de buren, waar die twee NSB kinderen waren onder gebracht. Zelfs die kinderen waren nog al fanatiek en werden door de andere kinderen vermeden.

PS. Ik zal oldgrol wel regelmatig bekijken van wat er zo gebeurd in Grollo, vroeger schreven wij het altijd met eén o dacht ik.

Bertus, groeten van ons hier,

Arie


 

Hierop heb ik de volgende reactie gestuurd:

Hallo Arie,

Grolloo schreef je in die tijd inderdaad als Grollo. Daarvoor is het ook een tijd lang Grolloo geweest. De NSB was verborgen, maar was er wel degelijk. Maar, zoals vermeld, veelal uit angst. Daarnaast waren het
vooral families. Iedereen wist dit van elkaar. Echt in uniform heeft er maar een enkele gelopen en deze waren, naar hetgeen mij is verteld, ook redelijk fanatiek. Nog even over de tekst. In de eerste plaats wil ik opmerken het fantastisch te vinden dat je je dit allemaal kan herinneren. Toch enkele opmerkingen of vragen.

  • Je noemt het Musselkanaal, maar deze ligt in het geheel niet op de route. Veel meer voor de hand liggend is de Drentse Hoofdvaart van Meppel naar Assen.
  • Verder schrijf je dat de afstand van Rolde naar Grolloo 15km is, maar dit is in wekelijkheid 6 km. Het zal wel veel langer hebben geleken en dat kan ik mij goed voorstellen.
  • Die bekende bluesmuzikant was Harry Muskee van Cuby + Blizzards.
  • Het gehucht Vredesheim heet Vredenheim. En Westerborg is Westerbork.
  • Je noemt een aantal keren het rozenhoedje. Die term ken ik niet. Wat wordt hiermee bedoelt?

Met vriendelijke groet,

Bertus Reinders


Op zaterdag 14 december 2013 kreeg ik al een antwoord op mijn vraag over de rozenhoedje:

Hallo Bertus,

Ja, ik heb het denk ik wat eenvoudig uitgelegd, maar dat komt omdat ik, wat het geloof aangaat, alleen de buitenranden gehoord en gezien heb. Hier in Brabant noemden ze, geloof ik, het middaggebed of het lof, ook wel Rozenhoedje. Dat was in de oude tijd verpicht aan te horen als je bijvoorbeeld in het ziekenhuis lag. Maar laat ik het zo zeggen, ik moest van Odie, naar de kerk, en daar kwamen meerdere kinderen naar toe. Er werd dan gebeden en verhalen voorgelezen. Ik denk dat ik had moeten schrijven katagismusles. Maar het is al weer wat jaren geleden dat ik het had geschreven vandaar. Sorry van deze kant.

En ja het was inderdaad niet het Musselkanaal maar de Drentse Hoofdvaart, dat kanaal met nog al veel sluizen, daar werden we ook nog gebommerdeerd.

Wat de kilometers betreft, dat had ik kunnen nagaan op de kaart, maar in die tijd was het een heel eind met de paard en wagen. Ook toen ik met de vader van Thale ergens naar toe ging, wees hij mij de prikkeldraadversperring aan van het kamp Westerbork, op de terugweg zagen we nog wat herten tussen de bossen. En toen we bij Odie terugkwamen zei ik, dat we hele grote konijnen gezien hadden.

Wat het gehucht Vredenheim betreft, daar hadden wij als kinderen altijd angst wanneer wij daar langs moesten. Ik heb het dan ook zomaar opgeschreven als ik dacht, zonder het te controleren.

Wat ik mij ook nog goed kan herinneren is dat de veearts in het dorp kwam om de hengsten te castreren en van de stieren ossen maakte. Wij mochten het eigelijk niet zien, maar ja samen met mijn vriendinnetje, ik dacht dat zij Jennie Jensen heette, hebben we het toch gezien. De Jensens woonden aan de achterkant van de boerderij van Lesschen, daar was ook nog een baantje. Ik laat het hier bij, ik hoop dat ik je nu goed heb ingelicht.

De groeten van Arie Notmeijer

 


 

Levensloopboek Arie Notmeijer

Dit is een gedeelte uit mijn levensloop boek, het beschrijft het verblijf van mij, Arie Notmeijer en mijn broer Herman in Grollo in de nadagen van de oorlog 1940 tot 1945. De aanloop begon als volgt.

Op dolle dinsdag dacht bijna iedereen dat de oorlog voorbij was. De Duitsers vluchten allemaal weg, ze gingen terug richting Duitsland en in hun spoor ook de kwaaie NSB-ers. Maar ze hadden mis gerekend, we kwamen bedrogen uit. Het offensief van de geallieerden liep vast in de Ardennen. De Duitsers wonnen weer terrein en het werd nog heel veel erger.

Ik zat te vissen in de Amstel, bij een woonboot waar Duitse officieren in woonden. De WC van die mannen hing buiten de boot, hun ontlasting viel recht in het water van de Amstel en daar kwamen vissen op af. De boot lag pal voor de dijk waar boven een bunker was ingebouwd waar ze de rivier de Amstel mee konden bestrijken met hun mitrailleurs. Op een gegeven moment komen er twee vracht auto's van de Duitsers voorbij gereden met gesloten zeilen, ze reden naar de dijk toe. Niets vermoedend zat ik daar te vissen, het was prachtig weer, toen ik plotseling hoorde schieten, tak-ta-tak ging het, het waren salvo's verder niets. Ik dacht, die zijn aan het oefenen dat deden ze wel eens meer. Even later zag ik de vrachtauto's weer terug de stad in rijden.

Nog nergens erg in, het gebeurde wel eens dat zo'n soldaat een handgranaat in het water gooide en dan kon je de vissen zo binnen scheppen. Maar nu was het anders, er kwamen mensen aan lopen die mij vertelde dat ik daar weg moest gaan, het was gevaarlijk geworden. Ze hadden daar tegen de dijk wat mensen dood geschoten. Ja, ik terug naar huis, waar we van moeder te horen kregen dat Herman en ik weg moesten uit Amsterdam. Het was maar goed dat we een voorraad met gezochte kolen en de zolder met hout hadden gevuld, moeder moest tenslotte kunnen stoken en het was al de maand oktober en al dat werk werd door twee van die kleine mannetjes van 10 en 12 jaar gedaan. (We zijn veel te snel volwassen geworden.)

Er was niets meer verkrijgbaar en ons moeder kon ons nauwelijks iets te eten geven. Ja suikerbieten en die moesten we nog stelen ook. Het moest anders had je niets, maar van suikerbieten krijg je de maag niet vol. De mensen stierven op straat en 1944 zou dan ook het kwaadste jaar worden voor de mensen boven de rivieren. De honger winter was in aantocht. In het noorden was eten genoeg en wij werden door een stichting met heel veel meer kinderen uit Amsterdam gehaald en naar de provincie Drenthe gebracht om daar bij boeren te worden onder gebracht. We gingen weg met de kleding die we aan ons lijf hadden. Zo bracht ons moeder ons weg. Vader was nog op zijn werk.

Later vertelde moeder mij dat ze het verschrikkelijk vond dat ze ons zo moest achter laten. Zou ze ons ooit nog wel terug zien? Niets was zeker in die tijd. We gingen naar het centraal station, daar aan de achterkant in het IJ lagen boten klaar die ons weg zouden brengen. We werden in een binnenschip geladen met nog wel 100 andere kinderen. Er waren meerdere boten vol met kinderen. Binnen in het ruim lagen balen met stro waar we op moesten slapen. Plassen en je grote boodschap moest je doen in een ton achter een paar balen stro en zo vertrokken wij in het donker in de richting van het IJsselmeer. Ik herkende de Oranje sluizen, omdat we daar nog wel eens gingen vissen. Er waren ook NSB kinderen bij. Ik herinner mij nog een jongen en zijn zusje, ze zagen er heel onverzorgd uit. Ze waren alle twee kaal geschoren, maar je zag de luizen er over lopen, ik vond dat maar vreemd. Ja, ook wij hadden wel eens een luis. Zeep was er niet meer, maar wij werden door ons moeder wel bij gehouden.

Intussen was het helemaal donker geworden en daar zaten wij dan in dat ruim van het schip. We kregen allemaal een naamkaart om ons nek en zo voeren wij het IJsselmeer over. Dat moest in het donker gebeuren. Ze waren bang voor vliegtuigen die overvarende boten beschoten.

We voeren, dacht ik, naar Kampen en van daar door de Drentse Hoofdvaart[1] heen naar Assen. Maar in de Trekvaart ging het mis, wij moesten er twee dagen doorheen varen en op de tweede dag kwamen er vliegtuigen over en ondanks dat er een groot rodekruisvlag op het dek lag, zag ik door de openstaande dekluiken bommen naar beneden komen. We hoorden doffe dreunen. Gelukkig werd er niets geraakt en toen de voorste boot kinderen op het dek lieten zitten, vlogen de vliegtuigen verder en zo kwamen wij aan in Assen. Van daar ging het met paard en wagen naar Rolde. In een grote loods werden we allemaal kaalgeschoren en met poeder ontluist. Daarna was het eten geblazen. Er was vol op te eten daar.

We bleven die nacht daar slapen en de volgende dag gingen wij op transport. Met paard en wagen werden we naar de verschillende dorpen gebracht. Herman en ik kwamen in Grollo terecht. Een (toen nog) klein dorpje 6 km[2] van Rolde. Onderweg waren we de aardappels aan het tellen die op de grond langs de kant van de weg lagen. Oh, had Herman nu zijn lange stok met zijn spijker er in maar bij zich, waar mee hij bij de centrale keuken de afgevallen aardappels mee prikte. Omen Joop werkte daar als kok en liet bij het lossen wel eens wat rollen uit een zak en Herman dan maar prikken met zijn spijkerstok. En hier lagen ze zo maar aan de kant van de weg, wat een verspilling. We telden er wel 200. Hoe kon dat nou, thuis hadden ze niets.

Toen we in Grollo aankwamen werden we verdeeld over verschillende boerderijen. Herman kwam terecht bij de familie Oving en ik wat verder in een historische boerderij. Daar woonden de familie van Thale Lesschen . Onder andere, Opa, Odie, een dochter met haar man en zoontje Thale, die was ongeveer 5 jaar oud. Hij kon de R niet uitspreken en zei altijd Alie tegen mij. En er was nog een jonge vrouw van ongeveer 20 jaar, die Jenny heette. Ik weet niet of dat een dochter was. Geloven doe ik het niet. Het was misschien een inwonend familielid. Maar Jenny was een hele lieve meid, dat wel. De moeder van Thale en haar man waren erg streng en zagen mij liever vandaag weg gaan dan morgen. Eerst dachten ze dat wij NSB kinderen waren, maar ze kwamen er al gauw achter dat het niet zo was. De twee NSB kinderen, waar ik het over had, kwamen een boerderij iets verder te wonen. Het was een arm keuterboertje in een vervallen boerderijtje, maar wat waren die mensen goed voor die kinderen, zo arm dat ze waren. Ik heb later gehoord dat ze na de oorlog nog jaren voor die twee kinderen gezorgd hebben.

Ik moest naar school. Herman niet, die kon op de boerderij helpen. De school stond in het dorp en de klassen zaten bij elkaar. De ene groep links en de andere groep rechts. Er was dus één meester voor twee klassen. In de klas moesten we allemaal Nederlands spreken tijdens de les, maar als het speelkwartier was, konden we niemand nog verstaan in dat Drentse dialect. Maar dat wende al snel en we brabbelden een woordje Drents mee. Kinderen onder elkaar leren snel.

Odie stuurde mij achter de bakkerskar aan, ik moest om brood vragen. Ik kon hard lopen en had de kar zo ingehaald. De bakker vroeg: "Wat moet je hebben, manneke." Ik zei: "Odie moet een brood hebben." En de bakker gaf mij een roggebrood. Nee, zei ik een gewoon brood en ik wees er één aan en hij gaf mij dat mee, maar toen ik er mee thuis kwam zei Odie: "Jonge, dat is een stoet, je had een brood moeten hebben." Nou, vanaf die dag weet ik het verschil tussen een brood en een stoet.

Gegeten werd er in de keuken. Het was een hele grote keuken met een open schouw, waar de worsten in hingen. In de middag werd er warm gegeten, dan kwam ieder van het land naar huis. Ze aten uit één pot met zijn allen tegelijk, alleen Thale en ik hadden een bord en je moest alles op eten. Nou, dat was voor mij geen probleem. Thale wou nooit eten en dan zei zijn moeder: "Je moet net zo veel eten als Arie, dan word je net zo sterk als hij." En ja, dat wou hij wel. Voor het eten moest er gebeden worden en ook er na. Ondanks dat ik geen geloof had, was dat geen probleem voor mij.

Het slapen was een probleem, er was weinig plaats en ik had nog nooit alleen geslapen.

Nu moest ik wel alleen slapen. Ik moest in een lange gang naast de deel slapen in een kinderledikant waar ik maar net inpaste. De verlichting bestond uit wat halve stal raampjes.

Het was griezelig daar. Boven de deel, onder het rieten dak was de hooizolder en daar zaten muizen en ratten en die hoorde ik in de nacht. De rest van de familie lag in het huis te slapen in van die bedsteden. Nou daar lag ik dan, ik hoorde van alles ritselen en rommelen. Wist ik veel dat het de paarden waren die daar stonden. Nee, dat beviel me niet en zette het op een roepen. Ik dacht dat de ratten naar beneden kwamen of spoken, wist ik veel. Later wist ik dat bang niet bestaat. Dat doe je zelf, bang bestaat niet. Odie vertelde mij dat het de kat was die boven op zolder hoorde. Die zit achter de muizen aan, vertelde ze mij. Ja, Odie dat was een hele lieve Oma. Ook Jenny was lief voor mij. Jenny moest hard werken voor de kost. Ze was ook niet zo gelukkig volgens mij. Ik zag haar wel eens huilen en zei dan dat ik daar over moest zwijgen. Nu, 60 jaar later kan ik er nog wel eens over dromen. Gelukkig kwam er een man bij ons wonen en die ging op de deel slapen, tussen de balen stro. De man werkte bij de DUW[3], dat was voor de Duitse arbeidsdienst en werd bij ons ingekwartierd. Ook moesten ze hem eten geven, als dank deed hij wat karwijen op de boerderij. Het was een hele nette man. Later kwam er nog een andere man bij die het niet zo nauw nam.

Op school ging het ook niet zo best met mij, dat kon ik aan de meester merken. Ik werd nog wel eens de klas uitgestuurd. We leerden wat jongens en meisjes kennen, goede en kwade, maar wij waren toch wel ook de pispaaltjes van de andere kinderen. Maar alles wendt, af en toe werd het uitgevochten en dan was het weer klaar. Op een goede dag vlogen de kogels over het speelterrein. De school werd door een vliegtuig beschoten. Besloten werd, dat we naar een noodschool moesten verhuizen ergens in de buurt van Vredenheim[4], tussen de bossen in. Vredenheim bestond toen uit twee boerderijen en de kinderen waren er altijd bang van. We hadden er ook een liedje op gemaakt, dat we zongen als we er voorbij moesten lopen. Het was toen nog ongerepte natuur met grote heidevelden en bossen. Daartussen stond de school. Dat was dus naar school lopen. Ongeveer 3 of 4 km op de klompen die me aangemeten werden. Wat een ellende en wat een pijn heb ik gehad met die klompen. Voor ik daar aan gewend was. Ik heb wat blaren opgelopen hoor. Ja, die klompen werden aangemeten. Opa nam mij mee naar een klompenmaker, die nam een blok hout, klemde dat tussen een bankschroef en begon met grote boren en beitels klompen voor mij te maken. Alles ging met de hand. Toen ze klaar waren wogen ze, voor mij althans, als lood aan mijn voeten en na een paar dagen schopte ik tegen een steen en vloog de kap er af. Odie zei: "Ventje, daar zal wat zwaaien voor jou." Nou moet ik eerlijk zeggen, dat ik daar nog nooit een klap heb gehad. Ook niet toen er een horloge vermist werd. Ik werd er wel voor op aangezien hoor. "En dat jong valt hier binnen en steelt dan ook nog een horloge." Nou dat waren toestanden hoor. Ik viel om van verdriet, zeker als je niets gedaan had. Iedereen viel over mij heen. En daar sta je dan. Ik had wel 100 maal gezegd dat ik het niet gedaan had. De andere maar roepen: "Waar heb je dat horloge verborgen." Ik zocht troost bij Odie en Jenny die zei: "Ik geloof jou Arie." Maar ik liep weg en ging bij de Ovings tussen de strobalen uithuilen en een slaapplaats maken voor de nacht. Maar toen het donker werd kwam Jenny mij halen en ik moest gelijk naar bed. Het was Odie die mij later nog een boterham kwam brengen.

De volgende dag scheen de zon weer en twee dagen later was het probleem opgelost. De moeder van Thale had de was uitgespoeld en de sluiting van het horloge was daarbij kapot gegaan. Het horloge was met het was water weg gespoeld en was in de goot, die aan de achterkant van het huis liep, terecht gekomen. Bij de wekelijkse schoonmaakbeurt vonden ze het daar in die goot. Er was dus geen dief in huis.

Het werd winter, de koeien stonden op het deel. Het melken gebeurde met de hand, machines waren er toen nog niet. Het was lekker warm op het deel. Er stonden wel 15 koeien en twee paarden, denk ik. Ik probeerde het met Jenny wel eens om zelf ook te melken, maar dat lukte mij niet zo goed. De melk werd opgehaald en ging dan naar de fabriek toe, maar er werd altijd wat achtergehouden. Daarvan werd de boter en de kaas van gekarnd. Ja, dat maakten ze allemaal zelf. Ook kwam er dan weer van de fabriek een soort karnemelk terug voor het varken. In de winter werden voederbieten bijgevoerd voor de koeien. Die werden ingekuild in de boomgaard achter de boerderij. Ja, ik heb bij Odie in de keuken wat afgeschud om boter te maken en ook menig bakje thee gedronken in de middag om 15.00 uur.

Ook werd er stroop gemaakt. Buiten, voor de ingang, stond een stookhok. Dat stookhok werd gebruikt door Jenny. Ze hadden drie ketels. In één er van, werd de was in gekookt, de andere was voor het varkensvoer en de schone ketel was voor het stroopmaken. We mochten Jenny daarbij helpen en daarna mochten we met een lepel de ketel uitschrapen. Daar stonden we het meest op te wachten. Jenny liet mijn eens zien waarom ze de was van de man die er het laatste was bijgekomen apart waste. Er zaten allemaal luizennesten in die kleding. Jenny waarschuwde mij dan ook niet te dicht tegen deze man aan te gaan zitten. Ze was bang voor overlopers. Ja en gewassen werden we ook, dan kookte Jenny een ketel met water en dan stonden Thale en ik in ons blootje op de deel en werden door Jenny gewassen.

Maar Jenny zat niet in een gezond velletje, ze hoeste veel en was ook gauw moe. Het ging niet goed met haar. Ze werd steeds zieker en moest in bed blijven. Ze had een longontsteking op gelopen. Wij mochten ook niet bij haar komen.

Sneeuw viel er ook, heel veel zelfs. We konden de Middenstreek niet door om bij de Ovings te komen. Maar na de winter komt de lente en ik ging er weer op uit om eieren te zoeken in de bomen en als ik er had, nam ik ze mee naar Odie. Die kookte ze dan voor Thale. Die vond dat prachtig, die kleine gekleurde eitjes, maar er zat maar weinig te eten aan.

Op een zondagmorgen, liep ik met het zoontje van de schoolmeester in de richting van de melkfabriek. Ja, eigenlijk mochten wij zo ver niet komen. Dat was een eindje buiten het dorp, maar wij jutten elkaar op om verder te gaan. Maar plotseling zag ik in de verte, het was een lange weg met allemaal bomen, in een boom iets wapperen, iets geels. Nu had ik in Amsterdam wel eens parachute gezien die uit aangeschoten vliegtuigen kwamen en dat hing in die boom. Had de zelfde kleur. Wij durfden niet verder en renden terug naar de boerderij. Daar vertelden we wat we hadden gezien. Maar nee hoor, dat was niet waar en jullie mogen zo ver niet komen. Het was allemaal verbeelding en die kinderen uit de grote stad kunnen alleen maar liegen. Nou dat was een domper en ik werd gelijk naar het rozenhoedje gestuurd. Daar ging ik niet graag naar toe en het was dan ook maar voor een paar maal. Ik was wel eens wat vervelend en werd naar buiten gestuurd. Oh arme Odie, die zei dat er van mij niets terecht zou komen.(Nou Odie, dat is best mee gevallen hoor.) Ik ging ik terug naar de boerderij. De deur van de deel was op slot. Ik ging dus langs de zijkant naar de keuken toe en wat zag ik daar? Er stonden wat mannen op de bleek, onder de appel- en perenbomen en wat lag daar op de grond, was dat niet die parachute die ik in de boom had zien hangen? En wat hadden die mannen daar allemaal in hun handen, waren dat geen geweren en stenguns en op de grond lag nog meer. Ja, grote paniek, ik moest op het rozenhoedje zitten. Ik moest hemel en aarde beloven op straffen van hel en verdoemenis. Ja, wij hadden het goed gezien, er waren wapens gedropt en wij, als stadskinderen, wisten wel beter. Ik had bij luchtgevechten wel eens meer mensen zien springen. Maar goed ik had beloofd niets te vertellen en moest de andere zondag weer naar de kerk, waar ik prompt werd weg gestuurd, toen ik nog maar net was binnen gestapt. Hij zei: "Zo'n ketter kan ik niets leren." Odie geloofde wel, zij was zelf erg vroom. De kerk was voor mij verleden tijd. Maar Odie, troost u, ik heb er wel degelijk bidden geleerd, alleen doe ik het niet, ook niet als het mij slecht gaat.

Natuurlijk zijn er in die 18 maanden dat wij daar waren dingen gebeurd die niet zo veel indruk op ons maakten, maar van wat er wel gebeurde, daar is nog wel wat van zijn blijven hangen. Eén er van is, dat we daar in Grollo heel weinig Duitse soldaten hebben gezien. En als ze er waren, dan was het meer een snelle vlucht met een legertruck over de Hoofdstraat van het dorp. Er stond daar langs de kant, dacht ik, een elektriciteitshuisje, waar wij nog wel eens speelden en als we ze dan zagen komen, die Duitsers, begonnen we het Wilhelmus te zingen. Stoppen deden ze toch niet. Ook dat er gevoetbald werd, buiten het dorp was een voetbalveld en daar gingen we wel eens kijken. En ook dat we met Pasen met veel wagens naar een veld buiten het dorp reden om een paasvuur aan te steken. De familie Lesschen had voor deze gelegenheid de wagen met de luchtbanden uit de schuur gehaald, maar toen we daar waren, moesten we weer terug. Er mocht geen vuur gemaakt worden. Ze waren bang voor overvliegende jagers die op het vuur zouden afkomen. Ook dat we wel eens turf gingen steken voor de kachel van Odie. Ergens in de staatsbossen was een plaats waar dat ging. Ze staken dan eerst de natte turf, die op een stapel werd gezet en de gedroogde namen we mee naar huis.

Ook dat we met een hele groep in die bossen krenten gingen plukken als ze rijp waren. Ik kan mij ook herinneren dat we eens met de wagen zo ver waren, dat we het prikkeldraad hekken van het kamp zagen. Ik denk dat het kamp Westerbork[5] was.

En op een zekere dag was er een bruiloft. Jenny ging trouwen met een schoolmeester. Nou ik wist nog niet eens dat ze verkering had. De getrouwden liepen dan als bruidspaar een rondje door het dorp. Ja, één rondje, meer was er niet. Het dorp was zo groot nog niet in mijn tijd.

Tegen over de Ovings stond ook een boerderij in de Middenstreek daar woonden de familie Gommers, met de kinderen daar speelden we veel. Ze hadden op de deel een schommel gemaakt en daar kon je heel hoog mee schommelen. Ik dacht dat de jongen Berend heette. Hoe zijn zus heette, weet ik niet meer. Ik heb gehoord dat die boerderij gekocht is door de zanger van Cuby + Blizzards, Harry Muskee[6]. Ik weet ook dat als het regende overal pannetjes en emmers stonden, zo lekte het daar.

De bevrijding was in aantocht. Plotseling stond het dorp vol met pantservoertuigen. Voor ons stond een heel weitje er vol van. Er waren sigaretten en kauwgum en ook chocoladerepen, die de soldaten ons gaven. Ik weet niet meer wat het waren Canadezen of Polen, neem me dat niet kwalijk hoor. In ieder geval moesten deze soldaten onderdak hebben, anders werd er geschoten had ik begrepen. Bij ons kwamen twee officieren in huis. Er werd eten klaar gemaakt en er werd gepraat met handen en voeten. We gingen eten. Ik was gewaarschuwd mij te gedragen, maar helaas mijn achterwerk ging open en ik kon vertrekken. De soldaten konden er nog wel om lachen, maar de familie niet hoor. Naar bed, jij ondeugd en daar ging Arie naar zijn kinderledikant.

Een paar dagen later ben ik met een zoon van de Ovings, die uit Duitsland was terug gekomen, naar Assen gereden. Daar hadden de soldaten zich verzameld en op een groot terrein stonden al die legervoertuigen. Ik dacht dat de zoon Arend heette. Hij was op zoek naar sigaretten en ik kreeg van een soldaat een verrekijker die je op een geweer moest zetten. Ik heb dat ding vele jaren gehad.

Ja, dit zijn zo de herinneringen die mij bij gebleven zijn uit Grollo. Mijn ouders zijn nog naar Grollo toe geweest om die mensen te bedanken en met de familie Oving is er nog vele jaren contact geweest. Ook ik heb bij de familie Oving in de zomervakantie gelogeerd met heel veel plezier.

Toch is deze periode in mijn geheugen blijven hangen en is net als de rest van de oorlog voor mij als een oorlogstrauma bijgebleven. We zijn we met vrachtwagens van het leger terug naar Amsterdam gebracht, waar we in de avond aan kwamen. Gelijk was heel de straat in rep en roer. Meer mensen hadden hun kinderen naar het noorden gestuurd en wilden weten waar hun kinderen waren. Onze begeleiders vertelden de mensen dat die kinderen spoedig zouden volgen.

PS. Ik ben nu 80 jaar en ik zeg nu, namens mij en mijn broer, dat we de mensen in Grollo veel dank verschuldigd zijn. Mensen van mijn generatie bedankt!

 

[1] Schrijver heeft het hier over Musselkanaal
[2] Schrijver meende dat de afstand 15 km was.
[3] Dienst Uitvoering Werken
[4] Schrijver heeft het over Vredesheim
[5] De schrijver noemt hier Westerborg
[6] Hier heeft de schrijver het over Blizzards Harrie Muskee