Toegankelijkheid

Grolloo van verleden tot heden

DE SCHEPER

 

kog-7-scheperij-001

Twee schaapsbellen en een schaar om de wol van het schaap te halen.



De scheper was vroeger een zeer gezien man. Hij had veel kennis van de ziekten die bij schapen voor konden komen. Verder stond hij bekend om zijn weerkundige kennis!
Hij die dagelijks in de vrije natuur rond zwalkte, merkte onmiddellijk de veranderingen in de lucht. De oude scheper Knelis ten Hoor, die hier in Grolloo scheper was in het Oosteinde, zei dan ook dat hij aan de schapen kon zien dat er weersverandering op komst was. De scheper wist alle slagen veld aan te wijzen waar de goede heide voor zijn schapen was en hij meed de lage stukken waar in de herfst de schapen galziek te (galligheid) konden oplopen.
Hij kon uitstekend op zijn vingers fluiten. Hiermee waarschuwde hij de boeren dat hij er aan kwam om met de kudde het veld in te trekken. Ook de oude schapen kenden deze fluittoon, evenals de schaapshond die hem altijd vergezelde. Om zijn lichaam droeg hij een brede riem waaraan zijn smeerhoom hing, gevuld met zalf tegen de gevreesde schapen schurft. Ook waren aan deze riem aan de linker- en rechterkant de soms fraai bewerkte breischedes bevestigd.
De scheper breide meestal zijn eigen sokken. Ook de kloetschup hoorde bij zijn uitrusting. En vertellen kon hij vaak als de beste. Zijn beloning kreeg hij tIeels in contant geld deels in natura. De natura bestond uit koren, aardappels en vrije bewoning van het schepershuisje. De rogge werd voor hem gemaaid, alvorens


kog-7-scheperij-002De schepersattributen


 de boeren zelf hun eigen koren maaiden. De scheper ging voor. Met de aardappelen precies hetzelfde. Ook de brandstof werd de scheper thuisgebracht. Alles hoorde tot de beloning voor de scheper. Meestal deden de boeren dit gezamenlijk, maar later ook wel beurtelings. Dit alles kwam van het kleine beetje land bij de scheperij.

De rest van het loon werd de scheper ook uitbetaald in natura, waar hij dan het hele jaar ruimschoots van kon leven. Dan kwamen alle boeren hun verplichte hoeveelheid brengen. Meestal was dat in de "scheperij", het huisje van de scheper. Deze dag werd meestal door de Boermarke aangekondigd op een boerbriefje wat dan rond ging, zoals vroeger alles per briefje bekend werd gemaakt. Vele jaren later stelde de marke hier ter plaatse vaak een "bode" aan, die dan de berichtgeving persoonlijk bracht.
De geldelijke beloning van de scheper was maar heel gering en varieerde van een 2% cent per schaap tot soms ook nog 1 à 2 centen per lam. De registratie werd verzorgd door de volmachten en deze inden ook het schepersloon.
Als er een leerjongen in dienst was, werd die meestal ook van deze paar centen betaald. Deze leerjongen, ook wel meeheer of mee genoemd. - waarschijnlijk een verbastering van het woord mede herder - werd vaak in het najaar weer ontslagen. In de herfst werd de administratie weer bijgewerkt en werden ook de lammeren aan de schapenlijst toegevoegd.


 

scheper-504609

De scheper met zijn leerjongen in 1923.



 Zo heeft men dan weer de lijst klaar voor het volgende jaar. Deze lijst dient het hele jaar als kohier voor de aanslag voor de bijdrage als beloning van de scheper.
Ook neemt de scheper de geiten van de arbeiders en keuters mee. Hiervoor ontvangt hij ook een beloning. De geiten worden gehouden om hun melk, men zei daarom vroeger wel eens de "arbeiderskoe". Ook meende men wel dat door het mee gaan van de geiten gezamenlijk met de schapen men niet zo veel last zou krijgen van de gevreesde ziekte koudvuur bij de schapen.
De schepersjongen (meeheer) begint meestal zijn taak met de behandeling van de schapenschurft en leert dan verder al de kneepjes van het vak van de oude scheper.
Soms was er dan ook nog de ooienscheper, die in het voorjaar met de schapen die lammeren hebben - of moeten - de es opgaat om er de vroege groene rogge af te weiden en later naar het groenland. Als de lammeren wat ouder worden gaan die soms mee, maar alleen bij goed weer. Hij wordt benoemd op de boer-vergadering. Meestal is hij ongeveer 3 maanden in dienst. In die tijd van het jaar waren de weersomstandigheden meestal wel zo dat alles weer met de kudde meeging. Naast een geldelijke beloning kreeg ook hij nog wel eens een beloning in natura. Die beloning in natura werd in latere jaren geheel afgeschaft en toen kreeg de scheper alleen maar per schaap betaald. Soms werd geen ooienscheper benoemd en ging elke boer zelf of beurtelings met de ooien naar het weiland, om dan tevens daar arbeid te verrichten.


 scheper-504606

Opnieuw de scheper. Nu in 1930.


 In Grolloo waren vroeger 2 kudden schapen met 2 herders, één in het Westeinde en één in het Oosteinde van Grolloo. Zo kunnen we nu in de boekhouding van de scheperij van het Oosteinde nog lezen dat in het Oostereind een nieuwe scheperij (scheperswoning) werd gebouwd. Waarschijnlijk na de brand van 1915. Het is de woning van de fam. Ek, geheel achter in het Oostereind. Niet voor niets staat op het topje van de woning, een scheper met zijn kloetschup en een schaap, dus de afbeelding van de schaapherder. Dit wijst er op dat dit huis vroeger bewoond werd door de scheper. Voor het bouwen van het pand stelden zich drie boeren garant waarvan twee elk f 1.000,-- op tafel brachten en één f 450,--. De totale bouwsom bedroeg de somma van f 2.441,33 waarbij alles was inbegrepen! In 1918 werd het huis voor het eerst bewoond door de toenmalige scheper Knelis ten Hoor. Waarschijnlijk heette de goede man Kornelis, in de volksmond niet anders dan Knelis genoemd. Hij betaalde in dat jaar reeds 2 x f 50,-- huur, waarvan ook in dit eerste jaar alreeds de eerste rente voor het gestorte kapitaal kon worden afgelost. In 1919 begon men met de uitgifte van aandelen f 10,--. Voor niet-aandeelhouders werd de prijs vastgesteld op 10 cent per schaap. Waarschijnlijk is er in die zomer van één boer één schaap gestorven want het ontvangen bedrag van f 9,45 wijst in die richting. Halve schapen zijn er nu eenmaal niet. Er zullen in 't begin van het jaar wel 95 en aan het eind wel 94 stuks zijn geweest van niet-aandeelhouders.

Dit ging door tot het jaar 1925. Men had inmiddels de aandelen verlaagd tot f 5,-- per stuk. In dat jaar waren er nog 154 schapen die meegingen van niet-aandeelhouders. Sinds 1926 wordt hiervan niets meer vermeld. Waarschijnlijk is toen reeds de afschaffing van de schapen begonnen. Iets heel ouds ging verloren. Ook de verlaging van de aandelen van f 10,-- naar f 5,-- wijst hierop.

Welk een prachtig gezicht was het als 's morgens om een uur of 9 à 10 de scheper de schapen ging halen voor de dagelijkse gang naar de heide. Maar voor hij dat ging doen had hij reeds aan vele hokken een bezoek gebracht of alles goed was en of er lammeren waren geboren o.i.d. Ook had hij dan al reeds bij een boer een maaltijd gehad, die vaak bestond uit pannekoeken met koffie of melk.

Deze maaltijden gingen vaak per beurt. Elke boer had dan de scheper op de kost zowel 's morgens als ook 's avonds. De eerste schapen werden gehaald bij de boer die het verst van de richting woonde waarheen de scheper zijn weg naar de heide had. Eenmaal op de weg behoefde je het hok maar open te doen en de schapen van elke boer sloten zich bij de groep aan.
Pas bij de laatste boerderij werd de kudde voltooid en trok men over de dijk het veld in.

Zo uit het Oostereind rechtuit over de Oostermaatsdijk - rechtsaf de Broekerweg over de Broekerheugte - en links de Lagerweg. Ook tussen de es en de broeken en tussen de es en de lagen was volop heide. Maar de eerste gang was altijd van achteropdijk rechtsaf naar de drinkerskuil, vanwaar dan de herder zijn richting koos. Onderweg werden vaak vele sprietjes mee gepikt. Ook de jonge boompjes werden graag opgepeuzeld! Als 's avonds de kudde terug kwam uit het veld, aangevoerd door de weeren of hamels die vaak een bel droegen (vandaar het woord belhamels), kon men dat reeds van verre horen. Het was wonderbaarlijk hoe ieder schaap zijn eigen kooi terug kon vinden. Als de deuren maar open stonden was daar geen werk mee. In vele dorpen had men een bepaalde dijk waar altijd de schapen overtrokken. Ook in Grolloo had men de Schaapsdijk, ten westen van het dorp. Eerder kon men reeds vanaf deze weg rechts afslaan, om dan over de Osdijk te gaan en weer verder rechtdoor om de Emderdijk te bereiken. Al deze dijknamen gaven een doorgangsweg aan tussen de groenlanden, waar ook steevast een houten brug was gelegen, als overgang over het stroompje dat deze dijk kruiste.

Zo was er ook nog de Hietlagendijk met zijn vele dwarsdijkjes. In 1938 besloot men de scheperij die intussen allang zijn functie had verloren te verkopen aan de toenmalige huurder.
Daarmee was opnieuw een hoofdstuk van het dorpsleven afgesloten.

 scheper-124508

Johannes Cornelis Marijnesen. Scheper bij Jan Enting in 1931.


KUDDEN TE GROLLO EN GROLLOERVELD.
IN 'T VROEGE VOORJAAR

Warm in dikke pet gestoken.
De ooren even vrij.
Dwaalt de herder zwijgend
In de grauwe hei.

Ook in 't winterhaar gestoken.
Wacht de siephond blij.
Klaar tot groote sprongen
In de grauwe hei.

Kijk, daarover donkere boomen
Straalt de zon op bei,
En inééns begint te leven
't Grauwe van de hei!