Grolloo van verleden tot heden
FLORA EN FAUNA ROND GROLLOO
Nadat in dit boek de ontwikkeling is beschreven van ijs via heide tot bos, is het op z'n plaats nog enkele woorden te wijden aan wat er zoal in en rond het bos leeft. We beperken ons daarbij tot enkele algemeenheden daar de verschillende dier- en plantensoorten welke hier veelvuldig voorkomen in allerlei natuurgidsen uitgebreid worden beschreven.
In de bossen en weilanden rond Grolloo zijn hazen, konijnen en ook het reewild beslist niet zeldzaam. Daarnaast zijn ook de eekhoorn of eker zoals hij ook wel wordt genoemd, de egel, de bunzing, de wezel, de hermelijn, de vos, de adder, de hagedis en vele andere dieren in deze omgeving regelmatig te vinden.
Een ree.
Voor de vele vakantiegasten, die zomers in Grolloo en omgeving verblijven, zijn de reeën de dieren die de meeste indruk maken. Daarom hiervoor iets meer aandacht. In deze omgeving komt de ree veelvuldig voor omdat het dier in de uitgestrekte bossen een uitstekende bescherming geniet. De jacht op de ree is dusdanig geregeld dat het evenwicht zo goed mogelijk wordt bewaard. De bronstijd valt in juli-augustus. Dan willen de bokken nog al eens met elkaar vechten waarbij het er om gaat wie het wijfje het hof mag maken. In de zomer zijn reeën bruin-rood en in de winter grijs of donker van kleur. De draagtijd is negen tot tien maanden. Mocht u ooit een jong en hulpeloos reegeit je zien liggen, raak dit dan beslist niet aan want dan zal het vermoedelijk door de moeder worden verstoten vanwege de mensengeur.
In december-januari laat de bok zijn gewei vallen. Al naar gelang de leeftijd wordt de bok spiesbok, gaffelbok of zesender genoemd.
De ree is een sierlijk doch vrij schuw dier. Bij het vluchten ziet men van achteren een witte vlek, welke de spiegel wordt genoemd. Bij herfstdag en in de winter ziet men soms wel tien of meer reeën bij elkaar. Dit noemt men een sprong reeën.
Bij de overgang van heide naar bos veranderde ook de vogelstand. Wulp, grutto, tureluur, bokje, kieviet en scholekster gingen langzamerhand hun broedterrein verleggen, hoewel de wulp - zij het zeldzaam - nog wel in één of ander ven wil broeden.
Korhoen en patrijs zijn in dit gebied verdwenen respectievelijk vrij zeldzaam geworden. Het korhoen kon zich aanvankelijk in de jonge aanplant nog handhaven maar is nu verdwenen. De patrijs heeft een groter spreidingsgebied maar door allerlei oorzaken zal het moeilijk worden hem in de natuurlijke omgeving van Grolloo te behouden. Meer vogelsoorten zijn uit deze omgeving verdwenen maar de laatste jaren keren daarentegen andere soorten gelukkig weer terug.
De bruine-, de grauwe- en de blauwe kiekendief kwamen op de heidevelden veel voor. Nu kun je ze af en toe nog laag over het veen zien scheren. De kemphaan had zijn vaste toernooiplaatsen, maar ook dat is verleden tijd. Andere vogels deden hier hun intrede zoals buizerd, havik, torenvalk, boomvalk, sperwer en de vrij zeldzame wespendief. Verder kwamen de kraaiachtigen zoals bonte ekster, vlaamse gaai of houtekster, kauwtje, zwarte kraai en de uilensoorten, zoals de bosuil en ransuil en aan de rand van het bos de steenuil. Ook de groene-, bonte- en zwarte specht zijn echte bosbewoners.
In de vennen kunnen verschillende soorten watervogels zich uitstekend handhaven met hier en daar een kolonie sterns. Deze sterns zijn nu zo goed als verdwenen, vermoedelijk verjaagd door de meeuwen.
Ook duivensoorten vinden hun broedplaats in het bos zoals houtduif, holenduif, tortelduif en Turkse tortel.
Verder treft men er uiteraard talrijke zangvogels aan zoals lijster, merel, roodborstje, tjiftjaf, fitis enz. Te veel om op te noemen. We gaan daarom dan ook op de afzonderlijke diersoorten niet verder in. Een keuze zou te willekeurig zijn. Met een goede gids en verrekijker kunnen plezierige en leerzame uren in de bossen en omgeving worden doorgebracht.
Ook de slootkant kent een boeiende flora en fauna. Aan de rand van het staatsbos treft men veelal vruchtbare madelanden aan liggend langs stroompjes waarin verschillende sloten en waterloopjes hun water lozen. Langs de boorden van deze stroompjes of diepjes en langs de slootkanten op de vochtige en soms zeer drassige bodem kan vaak een schitterende en kenmerkende plantengroei worden bewonderd. We noemen hier de koekoeks-bloem, dagkoekoeksbloem, zuring, pinksterbloem, paardebloem, zenegroen, dotterbloem, boterbloem, hondsdraf, kattestaart, vergeet-mij-niet, waterviolier, fluitekruid, madeliefje, margriet, gele lis, riet enz.
We noemden al de diepjes of stroompjes. Tussen Grolloo en Amen stroomt het Amerdiepje. Hier kan men nog een goed beeld krijgen van het oude Drentse landschap.
De slootkant.
Het Amerdiepje.
Langs het beekdal vormen kleine bosgedeelten met het diepje een fraai geheel. Het oorspronkelijke diepje met oeverbosjes is nog slingerend aanwezig. Parallel eraan stroomt een nieuwe brede waterlozing. In de bossen van het stroomdal van het Amer-diepje bevinden zich verscheidene houtsoorten en kruidachtige planten. Dat kan ook gezegd worden van de mooie houtwallen in deze omgeving.
We leven hier in een prachtig oord en kunnen vaststellen dat moeder natuur de omgeving van Grolloo erg rijk heeft bedeeld. Het past ieder die ervan geniet er voor zorg te dragen dat de natuurlijke omgeving van veel dieren en planten niet verder door menselijke activiteiten wordt aangetast. De natuur is ons kapitaal. Alleen de rente die zij opbrengt mogen we gebruiken. Tasten we het kapitaal aan dan gaan we failliet.